Als je als sportfotograaf aan de slag wilt gaan is het essentieel om de handmatige instellingen van je camera te beheersen. Je komt al snel in aanraking met termen als diafragma, ISO en sluitertijd. Dit zijn allemaal termen die te maken hebben met de belichtingsdriehoek. En de belichtingsdriehoek, die moet iedere sportfotograaf wel kennen.
Wat is de belichtingsdriehoek?
De belichtingsdriehoek bestaat uit drie belangrijke dingen die bepalen hoe licht of donker je foto wordt:
- Diafragma: Dit is de opening in je lens. Denk maar aan je ogen – als het donker is, worden je pupillen groter om meer licht binnen te laten.
- Sluitertijd: Dit is hoe lang je camera “kijkt” naar wat je fotografeert. Net als wanneer je knippert!
- ISO: Dit is hoe gevoelig je camera is voor licht. Het is alsof je ogen zich aanpassen aan fel zonlicht of juist aan een donkere kamer.
De belichtingsdriehoek helpt om de juiste belichting te vinden. Omdat ISO, sluitertijd en diafragma met elkaar verbonden zijn, beïnvloeden ze elkaar. Als je bij het ene iets aanpast, moet je ook een andere wijzigen om de belichting correct te houden. In de onderstaande afbeelding heb ik visueel proberen duidelijk te maken hoe de belichtingsdriehoek werkt en wat de instellingen doen.
Zoals je ziet in de afbeelding is heeft elke instelling consequentie voor je instellingen. Een beroemde uitspraak van Johan Cruijff is uiteraard “Elk nadeel heb z’n voordeel”. En dat geldt ook voor de belichtingsdriehoek. Want door met deze drie dingen te spelen, kun je de mooiste effecten bereiken.
Hoe werkt het samen?
Stel je voor dat je een voetbalwedstrijd fotografeert. Je wilt een speler vastleggen die net een doelpunt maakt. Hier’s hoe je de belichtingsdriehoek zou kunnen gebruiken:
- Sluitertijd: Je wilt graag die redding van de keeper vastleggen. Je wilt het moment bevriezen en kiest daarom voor een snelle sluitertijd van 1/1600.
- Diafragma: Vervolgens kijk je naar je diafragma en bepaald aan de hand van het effect en het weer en je objectief welk diafragma het beste bij het moment past. Voor de foto van de keeper kies je een grote opening (lage f-waarde zoals f/2.8) om de speler op de voorgrond te krijgen en de achtergrond zo wazig mogelijk in verband met het doelnet en de reclameborden.
- ISO: Als het een zonnige dag is, kun je een lage ISO kiezen (bijvoorbeeld 100). Is het bewolkt of donker? Dan verhoog je de ISO. Denk er aan. Hoe hoger de ISO, hoe meer ruis. Helaas ontkom je als sportfotograaf niet aan ruis, maar minimaliseer het.

1/1600 • f4.5 • ISO 360 • 400mm
Waarom is het belangrijk?
Door met deze drie dingen te spelen, kun je de mooiste effecten bereiken! Wil je laten zien dat die wielrenner heel hard gaat? Gebruik dan een langzamere sluitertijd. Wil je het hele voetbalveld scherp? Kies dan voor een kleiner diafragma (hogere f-waarde).
Tips om te oefenen
- Probeer eens verschillende instellingen uit en kijk wat er gebeurt.
- Maak dezelfde foto meerdere keren, maar verander steeds één ding.
- Wees niet bang om fouten te maken – daar leer je juist van!
Onthoud: Fotografie is net als sport. Hoe meer je oefent, hoe beter je wordt. En het allerbelangrijkste: heb er plezier in!
Workshop Sportfotgrafie
Wil je na het lezen over de belichtingsdriehoek meer weten over hoe dit in te zetten met sportfotografie dan is de workshop Sportfotografie misschien iets voor jou. Vul het interesseformulier in en wij houden je op de hoogte van nieuwe data voor deze workshop.